(bv:un t-shirt,un pantalon,une robe,une jube,un pull,un jean,une chemise,une casquette,des chaussettes.)
In de namiddag hebben we de banken verschoven in een kring met stoelen.
Daar hebben wij onze kleding op gelegd.
Dan moest er èèn iemand naar buiten gaan.
èèn iemand die binnen zat moest een kleding stuk weg doen.
En moest die gene die buiten stond roepen.
en als hij/zij binnen kwam moest hij/zij het kledingstuk raden dat verstopt zat.
Het was leuk om te doen
Verslag : Zara en Mathis Meirlaen
